Zo, ‘writing music for focus’ van Spotify opgezet en terug in de tijd. Hoe was Senegal en wat zal ik erover vertellen? Ik besluit: ik schrijf de onderscheidende ervaringen op, die je niet al in je Lonely Planet hebt gevonden. Uiteraard met een emotioneel sausje, zodat je even het gevoel hebt er zelf te zijn. En als je meer over Dakar wilt lezen, verwijs ik je graag naar deze blog.
Als je je vinger op de kaart van Afrika legt, je weet ‘west’ van ‘oost’ te onderscheiden en je volgt de westkust van een West-Afrikaans land dat je al kent naar het westen, dan kom je op een gegeven moment een delta tegen. Net boven die delta zit een uitstulpinkje. Dat schiereiland is Dakar, de grootste stad van het land. Die grote rivier is waarschijnlijk ‘de Gambia’. Senegal ligt om Gambia heen gevouwen, want dat vonden de Fransen en Britten een goed idee.
Senegal is dus Sahel en ondanks dat het het meest westelijke puntje van Afrika bezit (geweest! Check!), is het al bijna Noord-Afrika. En wat krijgen we in Noord-Afrika, lieve mensen? Juist. Daar krijgen we islam. Kortom: Senegal is een moslimland. Dát is op zich niet zo fascinerend, maar wel hoe Senegalezen hun animistische denkbeelden en Afrikaanse gebruiken en liederen hebben gecombineerd. Zo krijg je dus een blend van zaken die je kent uit bijvoorbeeld Iran of Marokko met Afrikaanse vibes die je kent uit Tanzania of Zambia.
Dat ga ik uitleggen.
Touba, het mekka van Afrika
Er was eens een baasje en hij heette ‘Bamba’. Hij vond de Fransen met hun katholicisme maar niks en de Fransen vonden hem (dus) maar niks. De Franse kolonisator vond hem zelfs een bedreiging en dus ging Bamba met de eerste de beste stoomboot naar Gabon. Toen hij terugkwam van zijn verbanning was hij een held: hij maakte namelijk geen knieval voor de rijke en sterke witneuzen, neen-neen, he was having none of it. Inmiddels had Bamba ook een volgeling die niet van zijn zijde week: Baye Fall. Samen vormden zij het mythische duo dat een stuk land (ver van de kust en dus ver van de Fransen) kreeg toebedeeld. Bamba beval Baye Fall alle bomen te kappen en iedereen zonder geld met een koffie welkom te heten om gratis te wonen in ‘Touba’. Steeds meer mensen kwamen in Touba wonen, waar Bamba met de scepter zwaaide.
De wereld zit eigenlijk vrij eenvoudig in elkaar. Allah, Mohammed, Bamba en Baye Fall. En in die volgorde.
Dat is het verhaal. Althans, zoals ik het interpreteer. Resultaat: Touba is nu de op één na grootste stad van Senegal. Waar de regels van Bamba gelden: geen alcohol (saaaaai!), geen tabak, geen restaurants (want je eet met je broeders) en geen hotels (want je slaapt bij je broeders). Wel corruptie en een vreselijk misbruik van macht, maar dat zijn geen officiële regels, dat gebeurt gewoon als je de boel organiseert rondom een paar halfgoden.
Als je door Touba tourt (hihi), is er eigenlijk maar één plek waar je uit wilt komen: in het centrum waar een enorme moskee ver boven alles en iedereen uittorent. Bij binnenkomst krijg je (jawel!) een gratis koffie (genaamd: Café Touba) uitgereikt van rastamannen in gekleurde outfits: de Baye Fall (zie foto). Naast de gigantische moskee (ontworpen door een Italiaan, tot mijn grote verbazing en kleine teleurstelling), vind je er ook allerlei mausolea, die je kunt bezoeken en waar je kunt bidden (mocht je de geest krijgen).
En een enorme bibliotheek, waar handgeschreven korans liggen en de enige bekende foto van Bamba. Die foto zie je overal terug: op auto’s, op winkels en natuurlijk op karretjes door heel Senegal heen waar Café Touba wordt verkocht. Eens in de zoveel tijd komen er miljoenen mensen naar Touba om een heel weekend – free of charge – een bedevaart te doen. Er wordt gezongen en gedanst op z’n Afrikaans: met eindeloze energie. Ook de kleding is kleurrijk en geeft een echte originele Sub-Sahara-Africa vibe. En dat terwijl het dus ‘gewoon’ een islamitisch festival is.
Saint-Louis, een klein stukje vervallen Frankrijk
“Ga niet!” galmde het in de expat bubble van Dakar. Een goede reden om wel te gaan. “Er is daar niks. Alleen een brug en veel vuil.” Ik heb inderdaad een plastic strand gevonden en een brug die westers aandoet, maar toen was ik nog niet klaar met Saint-Louis. Ik maakte er een sport van om foto’s te maken van schitterende oude, maar vervallen gebouwen met een groothoek, waarbij je dan de rechte straten aan weerszijden zag weglopen. Voor de fotografen onder ons: in Lightroom nevel verwijderen, textuur en helderheid een boost en je hebt met F22 en een korte sluitertijd de foto van je leven. Maar goed, dat is dus al gedaan.
Op mijn strooptochten naar mooie kiekjes bleef ik van verbazing in verbazing vallen. Het verwonderde me niet dat de gehele binnenstad Unesco Werelderfgoed is. Als er twee rode bakstenen op elkaar liggen in Afrika is dat al reden genoeg voor een feestje met optocht. Maar ik was wel verbaasd over een moskee met klok en bel, over een stokoude metalen takelmachine op de kade en over de oudste hotels die Saint-Louis rijk was: Hotel de la Poste en Hotel du Palais. Gave gebouwen zeg!
«Je zou er bijna nostalgische gevoelens over de koloniale tijd aan overhouden. Bijna.»
De grootste verrassing van Saint-Louis was een fotomuseum. Ze wilde ‘voor het grote publiek onzichtbaar blijven’, dus ik mocht niet over hen bloggen. Dus ik zeg alleen maar: zoek een fotomuseum en je krijgt een tour door heel Saint-Louis.
Saly, voor als je het helemaal gehad hebt
Ik ga je niet verklappen hoe het kan dat schorem als ik terechtkwam in een viersterrenhotel in Saly. Ik kan je alleen verklappen dat het wel echt lekker is om jezelf op te sluiten in een reservaat van melk en honing. Even aan het strand liggen om de stank van Kaolack te vergeten. Even een ‘all you can eat’ lunch vatten en vergeten dat je op de markt van Diourbel zowat je geestelijke gezondheid verloor. Even een tweepersoonsbed, een luxe die je miste in het fijne Missirah.
Zelf streek ik neer in Hotel Royam. Want áls je het doet, doe het dan goed! Het mooie aan Saly is: er is verder niks te beleven, dus je kunt net zo goed in het hotel blijven. Op één dikke vette uitzondering na: lagune de la Somone. Ik trof mijzelf aan achter een heerlijk bord vers geroosterde zeedieren in schelp. Zelden at ik zo’n overheerlijke lunch. Vlak voor mij het uitzicht over de delta, waar vrouwen bezig waren om te werken in hun onderwaterboerderij. Andere vrouwen waarden rustig de rivier over. Achter me een knetterend vuurtje en boven mij een houten dak om me te beschermen voor de hete zon.
In Senegal heb je het allemaal: Afrika en het Midden-Oosten – luxe en houtje-touwtje – culturele en sportieve activiteiten. De mogelijkheid om voor ‘veel te veel’ een tour te doen, maar ook om dat zelf een beetje vorm te geven met lokaal vervoer of handjeklap met een taxichauffeur. Het weer in januari aan de kust is heerlijk, maar zelfs in Touba is het prima uit te houden.
Kortom: voor een vervreemdend en vrolijk avontuur, ga naar Senegal.
Ben jij wel eens in Senegal geweest? Laat het ons weten en deel je leuke reistips of ervaringen over Afrika in een gastblog.
Jos Hummelen is geograaf van origine en werkt o.a. voor Eastpackers, een reisorganisatie die het begrip voor landen in Oost-Europa, de Balkan en de Kaukasus wil vergroten. Dat doen ze door uitwisselingen, vrijwilligersprojecten en natuurlijk mooie groepsreizen. Verder heeft Jos een voorliefde voor Afrika, waar hij veel is geweest en ook heeft gewerkt. Ook in Nederland zet hij zich in. Zo is hij bijvoorbeeld betrokken bij de stichting Albinisme in Afrika.